hobo soorten
Op een enkele hobo uit de tweede helft van de achttiende eeuw na, houden alleen de vroegere hobo's mij bezig: hobo's uit de Barok-periode: vanaf het ontstaan (rond 1660) tot aan ongeveer 1750. Wat er daarna aan het instrument is veranderd -zoals vormgeving, boring en mechaniek- is zeker heel belangwekkend, maar mij persoonlijk interesseert het niet zo. Juist de basis, het skelet van de hobo vind ik boeiend.
We gaan er vanuit dat de hobo in de tweede helft van de zeventiende eeuw, vermoedelijk in Frankrijk, is ontwikkeld uit de schalmei.
De schalmei was en is, net als de hobo, een dubbelriet-blaasinstrument met een conische boring. Het was een luid klinkend instrument en beperkt qua toonomvang en te spelen toonsoorten.
De hobo was waarschijnlijk een (succesvolle) poging om dit instrument te 'temperen', zodat het binnenskamers bespeeld kon worden zonder de oren van de aanwezigen te zeer te belasten. En bovendien is de hobo zodanig gebouwd dat hij een grotere toonomvang kreeg en meer toonsoorten kon bestrijken.
Denkelijk was een andere poging om de schalmei te beteugelen de zogenaamde "Duytsche Schalmei", een instrument dat uiterlijk meer nog op de oorspronkelijke schalmei lijkt, en dat onder andere door de Nederlandse bouwer Richard Haka veelvuldig gebouwd is. Het Amsterdamse Rijksmuseum heeft er momenteel drie in de collectie. (U kunt mij aan een van die drie zien werken op een foto onder mijn schrijven over rieten.) Ik heb nog geen copie van zo'n instrument gemaakt, noch ooit op een copie of een origineel kunnen spelen; ik hoop dit instrument later beter te leren kennen. Wellicht bouw ik er ooit een.
Met de latere hobo houd ik me, zoals gezegd, nauwelijks bezig. Maar wat me werkelijk niet interesseert is de ontwikkeling die de vroege hobo juist de laatste decennia te verduren heeft gehad. Zoals ik elders vertel over de trompet, heeft ook de hobo in deze periode ingrijpende veranderingen ondergaan, om hem meer aan de verlangens van zowel speler als (het moderne) publiek tegemoet te doen komen. Dit betreft doorgaans wat minder in het oog springende aanpassingen dan die aan de trompet, maar desalniettemin zijn ze vaak ingrijpend. Zowel qua klank als qua intonatie.
Hieronder behoort overigens niet een lichte aanpassing om een iets hogere of juist lagere stemming te bereiken. (De laatste is een logische wijziging, aangezien we nu eenmaal in onze tijd een standaard hebben afgesproken die er toen niet was. Aan die nieuwe standaard voldoen logischerwijze veel oude hobo's niet precies. (De huidige stemtoon a' voor barokinstrumenten is meestal a'=415Hz: dat is onze moderne 440Hz gedeeld door de twaalfdemachtswortel uit twee. Daar kan ik ook niks aan doen.))
Hoe dan ook, de benaming 'barokhobo' reserveer ik voor deze aangepaste instrumenten, zoals ik de term 'baroktrompet' gebruik voor de trompet-met-gaatjes. En dus ben ik ertoe gedwongen om de oudste hobo's en hun getrouwe copieën hobo's te noemen, of oude hobo's, of ze, zoals sommigen dat doen, onder wie Bruce Haynes, hautboys te noemen: de naam die ze toen droegen.
Op de karakeristieken, ook in klank, die de vroege hobo in mijn ogen had, kom ik hier spoedig terug.
De eerste hobo's waren, denk ik, discant-instrumenten: voor de hogere registers, maar vanzelfsprekend werden er daarna ook langere, lager klinkende, instrumenten gebouwd.
De term hobo kan dan ook staan voor zowel de hele verzameling als voor het hoogst klinkende lid uit deze familie. Voor de afzonderlijke leden kunt u terecht op:
-OBOE DA CACCIA/OBOE DI SELVA (of nog weer andere benamingen),
en later wellicht nog op andere pagina's.